Le temps qui me
reste quand je contemple l’océan
Gebroken arm
waarmee ik worstel:
Koning winter
geeft zijn troon op,
ontmantelt zijn
hulpeloze schelp
in het aanschijn
van de broomoceaan,
gekwetste braambes
in mijn wiegend droombed.
Verstervende vis
in het sterrenstelsel
Vis van Geurende
Benauwdheid
droogt mijn
uitstervende zon op,
draagt een rugzak
vol wetend stof mee,
vallend door de
zware zwarte gaten van de tijd,
tot iets wat lijkt
op opgeklopt schuimwit naast de kwal,
tekent automatisch
voor de vlucht als afdruk
van krimpende
vogelpootjes op een noordzeestrand.
Luister naar de
geluiden van hun oeverloze ruiters,
als etsen van de
perkamenten huid, als afdrukken van een luit.
Zie hun huig
trillen in de darmen van een dakloos dier,
als doedelzak en
membraan van (ont) wijkend water.
En even later
volgt het nader pas nadien.
Later Nader Nadien
Nadinne …
Kervend kaartspel
dat golven breekt
met de muntsmaak
van een minderheid
& zoiets als
geelachtig protesterend krijsend krijt
tegen de rotsen
van vernauwende betweterige meerderheid.
GV
Januari 2014, Pub
New Benfica
Geen opmerkingen:
Een reactie posten