LE CRI FADO
De schreeuw van de
Fado schreeuwt meer
in mijn maag dan
in mijn hart.
Waarom? Waarom
niet? Waarom wel?
Le coeur se trompe
ou peut se tromper
comme éléphant
dans la brousse bossue et crue.
De maag roept
omdat je honger hebt,
honger naar
bijvoorbeeld gerechtigheid,
honger naar zoiets
als sociale rechtvaardigheid,
iets wat de
salonsocialisten vergeten hebben
sinds, nou ja,
1914, denk ik dan,
toen ze de
arbeidersbroeders de oorlog injaagden
tegen mekaar voor
de verdediging van de belangen
van het ziekzwarte
kapitaal.
Sindsdien vind ik
socialisten een troep waardeloze valse ratten
die hun eigen
kinderen opofferden
voor enkele
nutteloze parlementszitjes
beloond met zweren
en blaren op hun verbrande gat.
De schreeuw van de
Fado krabt aan dat aarsgat
van de verdoken
armoede, zowel sociaal als intellectueel,
zowel banaal als
overstijgend en met veel kermend sexueel
gehijg of niet
madame Orlette?
De schreeuw van de
Fado krabt de kattenkrollen van de trap
-
MIAUWT
haast even hard als de uitgestorven mijnwerkers in de schacht van mijn
tienerherinneringen, als de overlevering van Zwartberg en Winterslag, als
Winterberg en Zwarte Mousse au Chocolat
-
BRULT
haast even zacht als de tweeleeuwen die dokwerkers zijn om hun eigen kracht te
beschermen tegen de liberale vervlakking van alle specifieke statuten door de
Europese verkrachters aan de macht omwille van de hun toegestane macht
-
PREVELT
haast even bevend als de pezewevers van papenafgoders en hun dronken
drenkelingvolgers, terwijl zij hun oppervlakkige zwembroekjes aan het kruis
nagelen om het nutteloze offer te herdenken van de veroordeelde zondaar op het
schavot van een meer dan hopeloze tijd
want ondanks de
bloedarmoede der spijkers is niets vergeven noch vergeten aan het firmament van
vallende vloekende sterren en stieren in de arena die begon als winterse
kinderkribbe, pick your choice oh divine pedophiles in the convents van
moordende naastenliefde!
-
WEENT
haast even wenend als mijn tranen, opgepikt door een Portugese immigrant via
woorden als «gaat het, mijn jongen?» en «ik herken je verdriet als het mijne,
Saudade». Samen herkennen wij de nostalgie van de zeeman in de haven, van de
oneindigheid van de kabeljouw in de weke weeë zee, wetend dat alles een einde heeft:
de zee, de
kabeljouw, de zeeman, de weerman, de opgedroogde tranen van een Fado, het einde
van een Fado, DE ALLERLAATSTE FADO AAN HET STERVENSBED VAN EEN GEZAMENLIJKE EN
GEDEELDE TIJD.
TIC TAC
TAC TIC
Ik tik de dood op
zijn Fadokop en worstel met zijn kapsel.
Haren groeien
verder en deinen uit als rozenknoppen aan het firmament.
GV
Januari 2014, Pub
New Benfica
Geen opmerkingen:
Een reactie posten